
Jurisprudentie
BC9473
Datum uitspraak2008-04-11
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/349 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/349 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting. Voldoende functies te duiden, uitgaande van de aanvaarde urenbeperking.
Uitspraak
06/349 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 december 2005, 04/2281 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 11 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J.L. van Santen, werkzaam bij Letselpro B.V. te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 9 januari 2004 heeft het Uwv de aan appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering, die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 5 januari 2004 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Bij besluit van 23 juni 2004, het bestreden besluit, heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 9 januari 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant beroep bij de rechtbank ingesteld.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen geen aanleiding te zien de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts onderschreven beperkingen van appellant voor onjuist te houden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het onderzoek op zorgvuldige wijze plaatsgevonden en zijn de conclusies van een voldoende draagkrachtige motivering voorzien. Met inachtneming van zijn medische beperkingen moet appellant in staat worden geacht de functies te vervullen die op grond van arbeidskundig onderzoek als voor hem geschikte arbeidsmogelijkheden zijn geselecteerd en waarvan zich een overzicht onder de gedingstukken bevindt.
Echter omdat het Uwv niet eerder dan in beroep voldoende inzicht heeft gegeven in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Appellant heeft het oordeel van de rechtbank bestreden. Hetgeen daartoe in hoger beroep is aangevoerd komt grotendeels overeen met hetgeen in beroep bij de rechtbank is betoogd. De Raad is van oordeel dat de rechtbank de argumenten van appellant afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die argumenten niet slagen. De Raad verwijst naar de aangevallen uitspraak en onderschrijft de daarin neergelegde overwegingen van de rechtbank volledig.
In aansluiting daarop merkt de Raad nog het volgende op.
De grief dat het verschil tussen het resultaat van de 1e jaars herbeoordeling uit 1999, waarbij de WAO-uitkering van appellant ongewijzigd is vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en de onderhavige 5e jaars herbeoordeling uit 2003 onvoldoende is verklaard nu de medische situatie van appellant in zijn visie niet is verbeterd, kan naar het oordeel van de Raad niet slagen. Bij de in 1999 gehanteerde urenbeperking (3 uur per dag) waren niet voldoende functies te duiden, terwijl bij de in 2003 aanvaarde urenbeperking (6 uur per dag) wel functieduiding mogelijk was.
Voor de stelling van appellant dat de (bezwaar)verzekeringsartsen blijk hebben gegeven van vooringenomenheid ten aanzien van whiplash-gerelateerde aandoeningen heeft de Raad geen aanknopingspunten in de stukken aangetroffen.
In hetgeen overigens van de kant van appellant is betoogd ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het hoger beroep treft derhalve geen doel en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 april 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M. Lochs.
JL